L

Labbekakken, lui zijn
Labeuren, hard werken
Laf, drukkend weer
Lala, het is maor lalakes, het is maar gewoontjes
Lamenteren, klagen
Lammeren, betalen
Lammenendig, lamlendig, ik voel mij lammenendig, niet lekker
Lamoen, U-vormige constructie waarin het paard een kar trekt
Lampeglas, niks kapot as ’t lampeglas, niets aan de hand
Lampetten, zuipen
Lamzwjeirde, Lamswaarde
Lamzak, een slome vent
Lange lijs, een dun en lang figuur
Langoor, een haas of konijn
Lank, lang
Lanksoam, langzaam
Laoien, laden
Lap, reep stof, een stuk grond
Lappe Soffie, kom op!
Lappen, betalen
Lappen, erbij lappen, verraden
Lapperdefoepie, matigjes, slordig
Last, ongemak, last van den ouwe man, ouderdomskwalen
Last, langs, last achter kommen, achterom komen
Lat kwatta, een reep chocolade
Laweit, lawaai
Laweitouwer, iemand die veel en hard praat
Leeg goed, lege flessen
Leeggoed, statiegeld
Leegloper, zeepier
Lee’n, leiden
Leer, een ladder
Leer, un leren vest, een jasje van leer
Leeren, studeren
Leerken, een afdichtring voor kraan
Leggen; leggen, lee, geleed Leidsels, teugels
Leikes, tegels
Leikeszetter, een tegelzetter
Lekken, likken
Leklek, salmiak drop
Lekstok, een zuurstek
Leksteen, blok zout en mineralen voor vee
Lelik doen, ut doe lelik, slecht weer, tekeer gaan
Lelik, lelijk, lelik uit den oek kommen, gemeen doen
Lelikaord, een gemenerik
Lep, een lip
Lest, laatst
Lesten, de laatste
Letten, ut gao niet letten, het zal er bovenop zijn
Leugen, een onwaarheid
Leurder, een venter
Leut, leut ’ebben, lol hebben
Leut, voor de leut, om niets
Leutig, lollig, plezierig
Leutigen, een pleziermaker
Leven, het aardse bestaan
Leven, lawaai, un leven as een oordeel, een hels kabaal
Levenouwen, kabaal maken, opschudding veroorzaken
Levenouwer, iemand die veel en hard praat
Lever, nen droogen lever ’ebben, dranklustig zijn
Lezen, bidden
Lichten, tillen, licht worden
Lieber, uit liebere wil, zonder dwang
Lieken, een liedje
Lievenuis, het bejaardenhuis
Lieverlee, van lieverlee, beetje bij beetje
Lijf, lichaam
Lijfgoed, de onderkleren
Lijk, net als
Lijken, te lijken gaon, naar een begrafenis gaan
Lijzig, traag, saai
Lillo, van Lillo kommen, zich van de domme houden
Limmenaode, limonade
Link, sluw, gevaarlijk, zoe link as een looien deur, zeer sluw
Linket, klinket, een loopdeur in een mendeur
Ljeirs, ljeirzen, een laars, laarzen
Lip, ut is weer een lip, kijkt weer zuur
List, langs, ze kent eure pad, ze komt alt list achter, ze kent de weg, ze komt altijd achterom
Loebas, een boerenkinkel, een lomperd
Loket, kleine opening in schuurdeur
Lommerte, schaduw
Lomp, lomp zijn doe geen zeer, dom zijn doet geen pijn
Lomp, zoe lomp as het achterste van een veirken, zeer dom
Loopen, te voet loopen, wandelen, gaan
Looper, een licht trekpaard
Lossendeur, tussendoor, doorheen
Loze boodschap, een smoes
Lozie, een horloge
Lubberen, slap hangen, te ruim zitten
Lucht, licht, lucht in de kop zijn, niet slim
Lucht op, lucht op zijn, beetje beneveld door drank
Luddevedu, liefdesverdriet
Luisteren, gehoorzamen
Luizebos, een onverzorgd persoon
Luizen, ongedierte
Luizenzalf, iets wat weinig voorstelt
Luizigaord, een armzalige kerel
Luntersoek, Luntershoek, Sassing
Lurven, iemand bij zijn lurven pakken, vastgrijpen
Lutsen, polsen, uithoren Luzerne, voederklavers

Laoien en lossen, het ene kind na het andere op de wereld zetten.

Wie ut breed et, laat ut lank angen (lang hangen), wie veel geld heeft laat zien dat het hem goed gaat.

Het is zoe lank as dat ’t breed is, hoe dan ook.

Het luistert nauw bij hem, hij is zeer precies.

Schone liekes duren nie lank, aan mooie dingen komt snel een eind.

De leste man de zak opgeven, als laatste vertrekken uit het café.

Da zijn lappen zee Van Trappen, dat is nog al wat.

Hij è zijn ljeirzen overgebaoid, hij moet gaan trouwen

Hij is niet van zijn eerste leugen gebosten, het is niet bij een leugen gebleven.

Van lanksaom erger, steeds erger.

Bij de Maristen in Hulst koste voor paoter leeren, kon je voor pater studeren.

Hij is aon zijn leste schof bezig, hij is oud en versleten.

Ut zal mee ouw lijf wel gaon, jij hebt niet te klagen.

Aon mijn lijf geen polonaise, laat mij gerust.

Die vrouw is zo mager, ge keut ’r lossendeur kijken.

Dat komt deur diene loebas van ne vent van eur want dat is nen echten lelikaord.

Ge keu ne goudvis nie leeren fluiten, iemand die zo dom is kun je niets leren.

Ik gaon te voet loopen naar Usdijk.

De slaoger zijn vrouw is gaon loopen, ze is er van door.

Het zijn zijn eigen luizen die hem bijten, het is zijn eigen schuld.

Un leven as een luis op een zeer hoofd, een heel rustig leven.

Iemand die veel levenoudt is ne levenouwer.

Als hij te laat thuiskomt dan gaat ut daor leven ouwen, dan zal het er bovenhands opzitten.

Kalmkes aon, ut is ’ier een leven as een oordeel, rustig aan, het is hier een hels kabaal.

Zijn lip angt op zijn derde knopsgat, hij kijkt zeer beteuterd.

Luntershoek is deftig voor Sassing.