Tachetig, tachtig
Takkewijf, een ruziemaakster
Taks, aan den taks zijn, genoeg gedronken hebben
Taleirm, ergens taleirm over ouwen, overdreven moeilijk over iets doen
Talud, glooiing
Tang, een nare vrouw
Tand, smaak
Tandepeuter, een tandenstoker
Taofel, een tafel, leugentoafel, stamtafel
Tak, ij maokt van zijnen tak, hij maakt van zijn neus
Tarara, het zal weer wel zo zijn
Tas, een berg hooi of stro
Tedju, een vloek
Teef, un valse teef, een gemeen vrouwmens
Teel, teil, een aardewerken kom
Tees, dit
Tefrent, verschillend
Tegaor, samen
Tegenstaon, geen zin in hebben
Tel, van geenen tel, niet de moeite waard
Tellen, da kan tellen, dat is de moeite
Temperken, een indikpapje
Tenden zijn, aan het eind van de krachten zijn
Teren, met teer bestrijken
Terf, tarwe Tergen, sarren
Terugtrapfiets, een fiets met remmen via de pedalen
Terugtraprem, een rem op terugtrapfiets
Tervenbrood, een tarwebrood
Tets, een klap
Tetten, tieten Tetteren, kletsen
Tettergat, een vrouw die veel praat
Tetterjeir, een man die veel praat
Teut, licht beschonken
Teutzak, puntzak
Teutebel, een onnozele vrouw
Theedoek, keukenhanddoek
Tiek, een pittige vrouw
Tieren naar, lijken op
Tiest, een artiest, durfal
Tiet, een vrouwenborst
Tjeirdag, jaarlijkse feestdag van een vereniging
Tjeiren, feesten
Tjeirling, een dobbelsteen
Tiksken, een beetje
Tingel, een brandnetel
Toebak, tabak
Toespeld, veiligheidspeld
Toepbiljart, kleine biljarttafel met rubberdoppen en 2 gaten
Tolseree, een tafelzeil
Toog, barmeubel, tegen den toog schoppen, een rondje geven
Toog, onder den toog verkoopen, zonder vergunning zaken verkopen
Toogpraat, kletspraat
Toogspieren, bierbuik
Toom, een ijzeren bit met riem en ringen voor leidsels (teugels)
Toop, samen
Toot, een mond
Totentrekker, een onbetrouwbaar persoon
Toteren, zoenen
Totter, een stamp
Trafiekigen, handige knutselaar
Tram, z’ is nie bang van den tram, ze duikt gemakkelijk met iemand het bed in
Trappen, er in trappen, beetgenomen worden
Tras, speciale specie met tufsteen en kalk
Trasbak, een regenbak
Trasraom, cementraam, onderste lagen metselwerk met tras
Travalie, hoefstal, waar de smid een paard beslaat
Treefken, onderzetter
Treffelijk, un treffelijk uur, een gunstig tijdstip
Trekgat, een tochtgat
Trekken, tochten, binnenhalen
Trekken, ut lang trekken, lang blijven
Trekken op, lijken op
Trezebees, een trutje
Triene, trienemoei, een zotte vrouw
Tritsbak, een houten bakje voor het tritsen
Tritsen, een dobbelspel in café
Tremen, draagarmen van kar
Tremmen, weghalen
Troeten, een dommerik
Trok, tocht
Trok, lompen trok, miskleun
Trok, aan den trok zitten, geld krijgen
Trokken, stomme trokken uithalen, domme dingen doen
Troksken, kort slaapje
Trot, op trot zijn, op stap zijn
Trouwen, zoe zijn we nie getrouwd, dat hebben we niet afgesproken
Trouwkleed, een bruidsjapon
Trut, een dom, traag vrouwmens
Trutjen, een kleine hoeveelheid
Truttebel, een tuttebel, een preutse vrouw
Tsiepen, kuikentjes die piepen
Tuffen, rondtoeren
Tuien, aan een touw vastleggen
Tuk, iemand tuk hebben, iemand voor de gek houden
Tuksken, un tuksken doen, een tukje doen
Tussen, ge moet er nie mee tussen zitten, je kunt er op rekenen
Tuit gaoren, klos garen
Tuut, een speen
Tweezak, een onbetrouwbaar persoon
Het is altijd nen tiek of nen aon mee ou, met jou het is altijd wat.
Het loopt as een tiet, as nen trein, het gaat zeer vlot.
Uit een ondeugend versje: Het is een meid van Pierlahaoi, die eur gat getingeld aoi, het is een warmbloedig meisje.
Op nen teut vouwen, op een punt vouwen.
De bekendste leugentaofel uit de streek was de stamtafel bij hotel de Linde in Kloosterzande.
Als je te lang aan de stamtafel had gezeten, kon je thuis den hond over taofel vinden, dan kreeg je geen eten meer.
Je kon vroeger ook bij de notaris onder taofel betalen, met zwart geld betalen.
Op een feest kon je de beenen onder taofel steken, er eens goed voor gaan zitten om te feesten.
IJ is geen pijp toebak wjeird, hij is niks waard.
Ik zal ou us ne plak op ou toot geven, een klap voor je kop geven.
Ouw toot is te lank, je bent brutaal.
Het is eten is naar zijnen tand, hij vindt het heel lekker.
Ze hebben het nog lang getrokken op het feest, zijn ze lang gebleven.
Van iemand die niet meer naar het café kon was zijnen biertand getrokken.
Als je weet wat een toom is begrijp je ook de uitdrukkingen in toom houden en ook de teugels vieren, die bij ons leidsels heten.
Mijn grootvader kon alles gebruiken, un geriefken noemde hij allerlei onbeduidende voorwerpen.
Hij knosselde (knutselde) van alles aan elkaar, hij was nen echten trafiekigen.