N

Nachtuil, iemand die laat op stap is
Naod, uit de noad werken, erg hard werken
Naodraogen, kwalijk nemen
Naodraogend zijn, rancuneus zijn
Naogel, een spijker
Naogeven, ge zou ’t em niet naogeven, niet in staat achten tot
Naokoarten, napraten in het café
Naokommerken, een nakomertje
Naor roepen, binnen vragen
Naoste, naoste week, komende week
Naovanant, naar mate
Nauwen, er op te nauwen kommen, betrappen
Neep, een neep geven, knijpen, verslaan met sportwedstrijd
Neffest, naast
Negeraai, een uithoek
Negotie, een handeltje
Nek, voor de nek weg, ongeordend
Nestdraogen, een uitzet verzamelen
Nesteling, een veter, een dunne paling
Neuzepeut, wat uit de neus gepeuterd word
Neuk, er ne neuk van aon ’ebben, erg onder de indruk zijn
Neuk geven, flink bezig zijn
Neuken, stoten, vallen
Neus, van zijne neus maoken, zich doen gelden
Neusdoek, een grote puntsjaal
Nief, nieuw
Nievejaor, Nieuwjaar
Nieverast, nergens
Nijpen, knijpen
Nijperken, op het laatste moment, een stout meisje
Nijptang, een knijptang
Nim, zo is dat!
Nip, op het nippertje
Nip zitten, niet kunnen wachten
Nis, vochtig
Nist, bed, nest
Nondedju, een vloek
Noteljeir, een notenboom
Noveen, een negendaags gebed

Je moet een politicus niet zijn oude kleren naodraogen, niet op zijn vroegere standpunten afrekenen.

De zondag mee de voetbal hebben we die mannen van Hulst een flinke neep gegeven. We hebben zondag met voetballen Hulst verslagen.

Ge zou ’t eur nie naogeven maar ze kan goed werken.

Er waren mensen die zich uit de naod moesten werken voor hun gezin.

As de nijper op de stjeirt komt, als het er op aan komt.

Wannes kwam van de kermis en is onderweg omvaar geneukt. Hij moest thuis dringend naar de plee, want het zat nip. Omdat hij vreed moeg was, kroop tij direct in zijne nist.