P

Pad, geen pad afleggen, niet vooruit komen
Padde, een pad, kikker
Padder, bloot, ze stond in euren padder voor het raam
Pak, in het pak steken, beduvelen
Pakken, da gao bij mij nie pakken, daar trap ik niet in
Paloten, streken, kwaad
Pampelen, frommelen
Pampeljeir, kan zijn handen niet thuis houden
Pan, ut gaot nie van de pan, het verloopt niet vlotjes
Panjeirik, een gebraden haring
Pandoer, alle slagen ophalen in kaartspel
Pannenbier, hoogste punt gebouw vieren
Panneschijter, een duif van weinig waarde
Paosveugel, de Paasvogel
Paoter, een pater
Pap, rijstepap, griesmeelpap
Pap, zoe beu as kouwe pap, erg beu
Papieremazak, een papieren zak
Papzak, een vadsige kerel
Paraplusaus, lichte saus met weinig boter
Paretjen, een ongelukje, een slippertje
Parfait d’amour, blauwe likeur
Parochiestier, een vrouwenversierder
Parrel, een val
Part, dur part noch deel aon ebben, er niets mee te maken hebben
Pas, uit de pas loopen, afwijkend gedrag vertonen
Pasjonkelen, aflaten verdienen
Passantjes, dingen tegelijk doen en meenemen
Passeedeweek, vorige week
Passeviet, een roerzeef
Passelijk, netjes
Paster, een pastoor
Patent, er patent uitzien, er goed uitzien
Paternoster, een rozenkrans
Patjakker, een deugniet
Patrijstas, een beugeltasje
Pauluspolder, het dorpje Pauluspolder
Pauwstjeirt, een sierduif
Pazzen, perziken
Pee, een wortel
Peejekluts, aardappels met peeën en uien
Peezaoier, een gierigaard
Peemken, een teer wezen
Peizen, denken
Pekdraad, henneptouw in pek gedrenkt
Pekeljeirik, een rolmops
Pekelteef, een kwaadaardige vrouw
Pellepetatten, gekookte aardappels in de schil
Pens, een buik
Peperscheet, een flauw mens
Permeteren, jammeren
Persé, beslist, stellig
Pertang, toch, nochtans
Pet, een sondaogse pet, hoofddeksel om naar de kerk te gaan
Pet, zijn pet stao scheef, hij is in een slechte bui
Petat, aardappel, ut is petet, het is erg
Petten, gestoofde petetten, restant aardappelen met melk en boter op de platte buis warmen voor ’s avonds
Petetter, een aardappel
Petetter, een petetter in de kous, een gat
Petetterblom, aardappelzetmeel
Petetterscheller, een aardappelmesje
Pettetterzeug, een met riet en grond afgedekte hoop aardappelen
Petieterig, erg klein
Petroliestel, een kooktoestel op peterolie
Peuren, paling vissen
Pezerik, een piemel, een roede
Pezewever, een muggenzifter
Piedot, verstoppertje spelen
Piekels, piccalilly
Piekeur, een uitblinker in sport of spel
Piel, een eend
Pielekenkoud, een ijsje
Pielenaai, een eendenei
Piepkenduik, verstoppertje spelen
Pier, worm
Pierbol, een halve houten bol voor pierspel
Pieren, een caféspel met houten kegels en pierbol
Pierewaoier, een losbol
Pierewiet, steekwagentje
Pierstek, houten paaltje bij het pieren
Piesbroek, een natte broek
Pieskalieter, koosnaampje
Piest, de piest in zijn, verdwenen zijn
Piester, een coureur, een dropje
Pieston, a pieston zijn, bij de zaak zijn, klaar staan
Pieteljeir, billentikker, jasje voor begrafenissen
Pietenolleken, zeer klein gaatje
Pietsen, afkrabben, pulken
Piezel, peezel, graanzolder voor zaden
Piezenoot, pinda
Piezewieter, een piemel
Piezewieterken, koosnaampje voor klein kind
Piezewurm, een worm
Pijpen, dur uit pijpen, er snel vandoor gaan
Pik, een stok met een metalen pin, een piemel
Pikwerf, haarspit, een klein aambeeld voor op het land
Pikkels, vingers, handen
Pikketijn, een bazige vrouw
Pimpampoentje, een lieveheerbeestje
Pinarie, penarie, in de pinarie zitten, in nesten zitten
Pindraod, prikkeldraad
Pink, een kalf
Pinker, richtingaanwijzer
Pinkers, wimpers
Pinkoog, puistje op een ooglid, witte bloem van wingerd
Pinne, een bitse vrouw
Pinnen, voor de pinnen kommen, voor de dag komen
Pintelieren, veel bier drinken
Pintglas, bierglas
Piraai, een prei
Pisbak, een urinoir
Pisoog, een ontstoken ooglid
Pitjelap, vervangende peter
Pladets, uiteengespatte smurrie
Plastron, das
Pjeir, peer, ut is pjeir, het is raak
Pjeird, een paard
Pjeirdewachterken, witte kwikstaart
Plak, een klap
Plakken, blijven plakken, lang wegblijven
Plantgoed, kleine gewasplantjes
Plantpetetten, pootaardappels
Plaoster, een wondpleister
Plaots, woonvertrek
Plassier, een stoep van stenen
Plastron, een stropdas
Plat, zoe plat als un dubbeltje, heel plat
Plattebuis, een kachel met pot en oven, een stoof
Platte kleinen, een baby
Plattezeug, een harde handborstel, een pissebed
Plaveizen, plavuizen
Plee, WC, toilet zonder spoeling
Pletskop, een man met kale kop
Plezier, genot, gemak
Pliesieman, een politieagent
Ploegendienst, mee de vroegen of de laoten staon
Plokgeld, inzetpremie bij veiling
Pluim, iemand un pluim in zijn gat steken, iemand vleien
Pluimen, geld afhandig maken
Pluimstjeirt, een sierduif
Poefen, dur op poefen, slaan
Poeier, een flinke trap
Poeier, dat is goeie poeier, dat is lekker
Poeleken, een petje
Poelen, inzetten bij duivensport
Poelepitaon, een parelhoen
Poep, in un poep en un scheet, in geen tijd
Poepegat, een bips
Poepoe, nou nou
Poepeloeren, erg dronken
Poepen, neuken
Poepen, dur uit poepen, er van door gaan
Poepzat, erg dronken
Poezenoender, koosnaampje
Pofappel, in de oven gepofte appel
Pokken, iemand de pokken vol schellen, vreselijk uitschelden
Polderpoot, een horrelvoet
Pollen, pollekes, handen, kinderhanden
Pollepel, lepel om soep of pap te scheppen
Pomp, pompaf zijn, doodmoe zijn
Pompbak, een aanrechtbak, een spoelbak
Pompkoek, een peperkoek
Pompwaoter, grondwater uit de pomp, zoe slecht as pompwaoter, heel slecht.
Pook, een dikke buik
Poot, ij è zijne poot teruggetrokken, hij doet het niet meer
Pootpetetten, pootaardappelen
Pooten, benen
Pootstok, een houten stok met twee punten om aardappels te planten
Portefoelie, een portefeuille
Portemannee, een portemonnee
Posisie, ze is in posisie, zwanger
Post, een betrekking, een baan
Postuur, figuur, mijn buurvrouw è den schoon postuur
Postzegel, gezicht, nen aordigen postzegel trekken, raar staan kijken
Potjen, laot da potjen maor gedekt, begin er niet over
Pottekarree, potten en pannen, alles bij elkaar
Pottendoof, zo doof als een pot, zeer doof
Pot, naost of neffest de pot piesen, vreemd gaan
Pot, zoe pot zoe pan, net zo
Pots, een rond mutsje
Prakkezeren, piekeren
Prang, een constructie voor wipschieting
Praom, een tang om een paard in bedwang te houden
Praomen, lichtjes klemmen
Pree, zakgeld
Prijs, ik weet er de prijs van, ik heb het ondervonden
Prijselijk, betekent meestal betaalbaar, soms duur
Profijtig, zuinig, niet duur
Prompt, een prompt vroumens, een mooie, flinke vrouw
Prut, koffiegruis
Pruts, een klein kind
Prutsen, in de prutsen zitten, moeilijkheden hebben
Prutsen, mee de prutsen zitten, ongesteld zijn
Puierek, kikkerdril
Puit, kikker
Puken, en soort kaartspel
Pulp, ingekuild veevoer van bietenafval

Die laat zich gemakkelijk in het pak steken, laat zich gemakkelijk beetnemen.

IJ legt al zijn paloten uit, hij kan zijn eigen kwaad niet verzwijgen.

Diene slechterik was beter in zijn eerste papken gestik, iemand sterk verwensen.

Daor ’eb ik part noch deel aon, daar kan ik niks aan doen

Onze paster è zijn rokken gekeerd, hij is uitgetreden.

Alle soldaoten loopen uit de pas, behalve onze Jaonus, een eigen kind kan geen kwaad doen.

Hij wil persé die vrouw hebben, maor da is pertang geen makkelijk beetjen.

Als dat waar is vreet ik mijn pet op, ik geloof er niks van.

Het is petet, het is de moeite.

Iemand een pjeir op zijne kop geven, een muilpeer geven.

Gauw op zijn pjeird zitten, snel boos zijn.

Maok van nen ezel us een pjeird, waor blijfde mee zijn ooren, je kunt met hem of haar niks beginnen.

Beter un oud pjeird in de put as un jong bedorven, beter geen paard als een dat slecht is opgeleid.

IJ gao tur nie veel plezier van ’ebben, hij gaat er niet veel gemak van hebben.

Da’s geene prut, da’s geene kattepies, dat is niet mis.

Hij heeft nen eeten petetter in zijnen mond, hij spreekt onverstaanbaar.

IJ kost nie meer op zijn pooten staon, hij kon niet meer op zijn benen staan.

Z’angen er mee de pooten uit, het is daar overvol.

Z’angen ’oog, je komt moeilijk aan je geld, zei Lon.

Op ieder potjen past een dekselken, alleen wupt het wel eens op zei mijn vader.

Groot veirken, grote pezerik, alles naar verhouding.

A’k nog us poep, poep ik er uit, zei Huub