U

Uisel, een weeginstrumentje
Uil, geene kleinen uil, een dommerik
Uitangen, uithangen, de goeien uisvaoder uitangen, voorbeeldig gedrag veinzen
Uitbellen, rondbazuinen
Uitbroeien, uitbroeden
Uitdoen, den tijd uitdoen, de uitgerekende tijd volmaken bij een zwangerschap
Uitgeboerd zijn, niet meer verder kunnen
Uitgemeten, ij kreeg ze flink uitgemeten, hij kreeg op zijn kop
Uitklaoren, de lucht klaort uit, het klaart op
Uitkoken, reinigen door koken
Uitkoteren, uit bed koteren, doen opstaan
Uitkuisen, schoonmaken, leegmaken
Uitkeunen, op kunnen
Uitleggen, gezamenlijk geld inleggen
Uitlekken, uitlikken
Uitnemen, ut neemt uit, het is buitengewoon
Uisouwen, een gezin
Uitpakken, sterk voor de dag komen
Uitpeuren, zoveel mogelijk er uit halen
Uitpulken, leeg maken
Uitscharten, un pan uitscharten, leeg maken
Uitschee’n, stoppen
Uitschijten, lozen
Uitkuisen, schoonmaken
Uitslieren, wegglijden
Uitspannen, afhandig maken
Uitspelen, de broek uitspelen, de broek uit doen
Uitregenen, activiteit stoppen vanwege regen
Uitrijden, op het land brengen
Uitsteken, beeten uitsteken, bieten uitdoen
Uitsteken, iets uitsteken, iets doen wat niet mag
Uitsteken, niks uitsteken, lui zijn
Uitstuiken, iets uit zijn kont stuiken, iets doms doen
Uitzweeten, ne kou uitzweeten, een verkoudheid vanzelf laten genezen
Ukken, welke
Ukken, op zijn ukken zitten, hurken
Ulder, jullie
Unster, een weeginstrumentje
Usdijk, Hengstdijk
Usnis, Ossenisse
Utom, bevel voor paard
Uur, un uur is geen kous, een uur duurt maar een uur.

Zij zit te kijken als nen uil op een zieke koei of als nen uil op ne kluit, ze zit dom en wezenloos te staren.

Wa dinkte gij wel, ik zijn niet onder nen uil uitgebroeid, wat denk je wel, ik ben niet dom.

Zoe daorom niet, gij het veirken slachten en ik de deirms uitkuisen, ik ga niet akkoord met de verdeling van het werk en de inkomsten.

Het was ook bij ons thuis ook wel eens un uisouwen van Jan Steen.