V

Val, een luik
Valappels, appels onder een boom
Vallen, op ut goed vallen uit, zoals het uitkomt
Vallende ziekte, epilepsie
Valling, een verkoudheid
Vanachter, aan de achterzijde
Vandaog of meiren, de komende tijd
Vandemeirend, deze morgen
Vandeweek, deze week
Vandoen hebben, nodig hebben
Vandoen, mee van doen hebben, mee te maken of verkering hebben
Vader, ’t is un schoon kind dat op zijn vader lijkt
Vaneigen, avaneigen, vanzelfsprekend
Van ens tot ende, van het ene eind tot het andere eind
Vanjeir, opnieuw
Van naoldjen tot draodjen er van weten, alles ervan weten
Van ze lang zal ze leven niet, nooit
Vaog, braakliggend stuk grond
Vaogen, vegen
Vaogevier, vagevuur
Vaok, groote vaok, slaperig
Vaoren, tegenvallen, varen
Vaot, een drinkput
Vaststeken, in de cel stoppen
Veirken, varken, wad un veirken is da, een ongemanierde
Veirkensluis, pissebed
Veis, schroef
Vel, nog nie voor ’t vel, daar moet ik niks van weten
Veldklodde, een landarbeidster
Vellen, er zijn vellen aan vegen, er geen moeite voor doen
Velling, velg
Veraord, ou wezen is veroard, schrale gezichtshuid door wind en kou
Verboomen, slijten, bijvoorbeeld van verdriet
Verdoen, geld opmaken
Verduren, vergaan
Vereuveld, vereuverd, goed verbeterd
Vergeven, vergiftigen
Vergeven van, vol met
Vergif, un stik vergif, een heel naar persoon
Verhalvezolen, voorste deel van zool vernieuwen
Verkaorten, een prijs bij een kaartwedstrijd
Verkassen, verhuizen, weggaan
Verket, een vork
Verkletsen, tijd verdoen met kletsen
Verkwieteren, opmaken
Verleed, op een andere plaats gelegd
Verlee’n, verleiden
Verlof A, een cafévergunning voor zwakalcoholische drank
Verloren leggen, op een verkeerde plaats leggen
Vermaak, een houten omheining
Vermossen, verkwisten
Verneuken, bedriegen
Verekkeling, iemand die doet doet wat je wilt
Versassen, verplaatsen
Verschietachtig, da’s verschietachtig, daar schrik je van
Verschieten, schrikken
Verschoon, schoon ondergoed
Verschouwen, verjagen
Verschrunseld, verwelkt
Verrompeld, gekreukt
Verspeeken, nieuwe spaken in een wiel steken
Verrekken, weigeren
Versneuverd, neusverkouden
Verspelen, verliezen
Versteld, versteld zitten in de moor, vast zitten in de modder
Verruffeld, verruifeld; vuil
Vertassen, op een andere hoop leggen
Vertritsen, een prijs inzetten bij het tritsen
Vertjeiren, verteren, moeilijk te vertjeiren, zwaar op de maag
Vervroozen, nie vervroozen zijn, bijdehand zijn
Verwaaien, beesten naar een andere wei brengen
Verzuipen, in ut werk verzuipen, heel veel te doen hebben
Vet, dik, daor zijn ik vet mee, daar schiet ik niets mee op
Vet, ut is geene vetten, het is maar gewoontjes
Vet geven, iemand zijn vet geven, de waarheid zeggen
Vetplek, een vetvlek
Vetsop, ut is daor geen vetsop, het is daar armoedig
Veugel, veugelken, een vogel, vogeltje
Veugel, de Veugel, kreek de Vogel
Veugelfort, gehucht het Vogelfort
Veugelen, neuken
Veugelpiek, dartspel
Veur, een voor in het land
Veur, gao van veur mijn voeten, ga uit de weg
Viezen, ne viezen, een kieskeurige
Vig, een big
Vier, Vierken, vuur, een vuurtje
Vijf, geef mij de vijf, geef mij de hand
Vijf, er vijf pakken, even rusten
Vijg, zoe plat as een vijg, heel plat
Vijven en zessen, nao veel vijven en zessen, na veel gedoe
Vingers, mee de vingers tussen de deur zitten, klem zitten
Vink, ne platte vink, een zakflaconnetje met sterke drank
Vis, wie er nie is, geene vis, als je niet aanwezig ben krijg je niks
Visspaon, schuimspaan
Visstoep, een plateau aan de waterkant om te vissen
Vjeis, een vaars, een jonge drachtige koe
Vjeizenkalf, een vrouwelijk kalfje
Vlaggen, een hemd dat uit de broek steekt
Vlakaf, op de man af, onomwonden
Vlaog, een regenvlaag
Vleeskuip, gemetselde pekelbak in kelder
Vlegel, nen dusvlegel, houten stokken om met de hand te dorsen
Vliegen, ik zie ze vliegen, ik ben scheel van de honger
Vlieger, een vliegtuig
Vloeikes, sigarettenpapier, Rizla
Vloek, op ne vloek en ne zucht, in geen tijd
Voetploeg, een primitieve ploeg zonder wiel
Vlurk, een vleugel
Vlurk, de vlurk af zijn, ontredderd zijn
Vodden, daor kommen vodden van, dat loopt verkeerd af
Voddezat, meer dan genoeg
Voddevent, een onbetrouwbaar sujet
Voer, een voer hooi, een kar met hooi
Voeren, voederen
Voersgank, een ruimte voor de kribben om te voederen
Voet, onder de voet zijn, ziek zijn
Voeten, een stuk in de voeten ebben, dronken zijn
Voeten, ij laot mee zijn voeten spelen, hij laat met zich sollen
Vol in de broek, volwassen
Vos, een roestbruin trekpaard
Voorbiecht, gebeden voorafgaande aan een biecht
Voorhand, op de voorhand zitten bij het kaarten, als eerste mogen beginnen
Voorschoot, een grote schort
Voos, gevoelloos
Voute, een opkamer
Vraai, iemand vraai ouwen, voor een ander betalen in het café
Vraaien, vrijen
Vraaien over de halve deur, onschuldig vrijen
Vreed, heel erg
Vree’n, ne vree’n kjeirel, een mannetjesputter
Vreetzak, iemand die veel eet
Vriesgans, een wintergans
Vrimd, vreemd
Vrimden, op de vrimden, ver van huis
Vroegmis, eerste mis van de dag
Vrouwenwerk, werk wat mannen vertikken om te doen
Vuil, onkruid
Vuil, het vuil maoken, het bont maken
Vuilaord, een viezerik
Vuilblik, een stofblik
Vuilkar, een kar om huisvuil op te halen
Vuister, een venster
Vuisterbank, een vensterbank
Vurk, een vork

Onder nen appelboom liggen geen pjeiren, de appel valt niet ver van de boom.

Het zal zijn gatje vaoren, het zal hem niet meevallen.

Ou tur de vliegen van, plastisch voor hou je goed.

Ik verschoot dan ’k klutsten, ik ben erg geschrokken.

IJ verrekt het om te luisteren, hij weigert te gehoorzamen.

Je moet bij de wjeir vandaan blijven want dan ga je dienen broeiende mjeirel verschouwen.

Ik heb ut vlakaf in zijn gezicht gezeed, rechtsreeks gezegd

De stjeirt en de snoeter ziijn voor de meid en de koeter, zei men op Lamzwjeirde bij de slacht van het varken.

Nog nie voor het vel, ik moet er niks van hebben.

IJ lust van eel ut veirken, hij lust alles.

De bezen zitten vergeven van de luizen, de bessen zitten vol met luis.

Trokken, het is een vjeizenkalf, trekken het is een vrouwelijk kalfje, dat was meer waard dan een stierenkalf.

Pit keek bezorgd naar de lucht, ut vloagt zei hij, het zal gaan regenen of onweren. K’eb onder mijn voeten gekregen, ik heb op mijn kop gekregen.

Ge keu mijn voeten kussen, je kan de pot op.

Da gedoe angt mijn voeten uit, ik heb er genoeg van.

Ik gao nooit vrimd, ik stel mij altijd eest voor zee de leikeszetter; ik ga nooit vreemd, ik stel mij altijd eerst voor zei de tegelzetter.

Vrouwenwerk. Emerans de melk kookt over. Zet ‘m dan uit Leo. Nee, da’s vrouwenwerk.

Ut vuil gao voor den bostel, ga maar voor mij uit zeggen ze op St. Jansteen.

Gao us van voor de vuister, ut emellicht zei mit, ga weg van het raam want het bliksemt zei oma.